-
1 space
n. ruimte; tijdruimte; spatie; afstand; tussenruimte; periode--------v. ruimte laten tussen, spatiërenspace1[ spees]2 plaats ⇒ ruimte, gebied♦voorbeelden:1 keep a space of thirty yards between cars • tussen de wagens een afstand van honderd meter bewaren2 clear a space for someone/something • ruimte maken voor iemand/iets1 ruimte2 (wereld)ruimte ⇒ heelal, universum♦voorbeelden:————————space2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 space out • over meer ruimte/tijd verdelen, spreidenspace out payments • betalen in termijnen -
2 keep a space of thirty yards between cars
English-Dutch dictionary > keep a space of thirty yards between cars
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский